Reproductieverhouding

De reproductieverhouding (ook wel reproductieschaal of magnificatieverhouding) geeft aan hoe groot een onderwerp wordt afgebeeld op de camerasensor ten opzichte van de werkelijke grootte van dat onderwerp.

Wat betekent dat concreet?

  • Een verhouding van 1:1 betekent dat 1 cm in het echt ook 1 cm groot wordt afgebeeld op de sensor.
    → Dit wordt vaak “levensgroot” genoemd en is typisch voor echte macro-objectieven.
  • Een verhouding van 1:2 betekent dat 1 cm in het echt slechts 0,5 cm groot op de sensor komt.
  • Een verhouding van 2:1 betekent dat 1 cm in het echt 2 cm groot wordt op de sensor (dus een vergroting boven levensgroot).

Waarom is dit belangrijk?

  1. Macro- en close-upfotografie
    Hoe hoger de reproductieverhouding, hoe dichter je op kleine details kunt fotograferen (bijvoorbeeld insecten, bloemen, texturen). Voor echte macro’s wil men meestal 1:1 of meer.
  2. Detailniveau en scherpte
    Bij een hoge verhouding zie je structuren en details die met een lagere verhouding onzichtbaar blijven.
  3. Keuze van objectief
    Niet alle lenzen kunnen 1:1 halen. Veel standaard zoomlenzen halen slechts 1:4 of 1:5, wat betekent dat je kleine onderwerpen nooit beeldvullend krijgt. Een dedicated macro-lens haalt meestal 1:1.
  4. Compositie en beeldvulling
    Hoe groter de reproductieverhouding, hoe kleiner het onderwerp kan zijn om toch beeldvullend vastgelegd te worden.

Samengevat: de reproductieverhouding bepaalt hoeveel vergroting je met een lens kunt bereiken. Voor wie macro- of productfotografie doet, is dit een cruciaal getal bij de keuze van objectieven.

Hoe groot wordt een 2-euromunt op de sensor?

Formule: beeldgrootte = onderwerp × vergroting (M)

  • 1:1 (M=1,0) → beeldgrootte = 25,75 mm
    • Op full-frame (24 mm hoog): munt is 107% van de hoogte
      → nét te groot, dus hij klipt in de hoogte.
  • 1:2 (M=0,5) → beeldgrootte = 12,875 mm
    • Op full-frame: 54% van de hoogte (ruim binnen het kader).
    • Op APS-C Nikon/Sony (15,7 mm hoog): 82% van de hoogte.
    • Op APS-C Canon (14,9 mm hoog): 86% van de hoogte.
    • Op Micro Four Thirds (13,0 mm hoog): 99% van de hoogte (bijna vullend).

Welke vergroting heb je nodig om de munt de korte zijde te laten vullen?

Formule: M nodig = sensorkortezijde / onderwerpdiameter

  • Full-frame 24 mm → M ≈ 0,93× (≈ 1:1,07)
  • APS-C Nikon/Sony 15,7 mm → M ≈ 0,61× (≈ 1:1,64)
  • APS-C Canon 14,9 mm → M ≈ 0,58× (≈ 1:1,73)
  • Micro Four Thirds 13,0 mm → M ≈ 0,50× (≈ 1:1,98)

Wat leer je hiervan?

  • 1:1 is écht macro: kleine onderwerpen worden groot genoeg om beeldvullend te zijn (soms zelfs te groot op full-frame).
  • Op kleinere sensoren heb je minder vergroting nodig om hetzelfde onderwerp beeldvullend te krijgen.
  • Bij het kiezen van een lens is de maximale reproductieverhouding bepalend voor hoe close je écht kunt komen voor product- of macrofoto’s.

Hier zie je een visueel voorbeeld: de zwarte rechthoeken zijn de sensoren, en de rode cirkels zijn hoe groot de 2-euromunt erop geprojecteerd wordt bij 1:1 en 1:2 vergroting.

Zo wordt meteen duidelijk dat bij 1:1 de munt groter is dan een full-frame sensor, terwijl hij bij 1:2 netjes binnen de meeste sensoren past.

Geef een reactie